EN

Het basisonderwijs

In het onderwijsrecht in Nederland speelt het basisonderwijs een belangrijke rol. Het biedt namelijk een basisvorming voor kinderen die er onder andere leren rekenen en schrijven. Daarom is het basisonderwijs verplicht en in principe ook gratis. Dit alles is geregeld in het onderwijsrecht. Hieronder benoemen we de belangrijkste wetten en besluiten op het gebied van het basisonderwijs in Nederland.

Inhoud

    Basisonderwijs

    Wet op het primair onderwijs

    De Wet op het primair onderwijs (WPO) bepaalt in grote lijnen hoe het basisonderwijs in ons land is geregeld. Samen met de Wet op de expertisecentra is de Wet op het primair onderwijs in 1998 van kracht gegaan. Naast het reguliere basisonderwijs regelt deze wet ook het speciaal basisonderwijs. Hieronder is onder meer het verschil tussen de verschillende vormen van basisonderwijs weergegeven, alsook een aantal andere bepalingen die zijn opgenomen in de Wet op het primair onderwijs. Bij het inspecteren en beoordelen van scholen zal de onderwijsinspectie de WPO gebruiken.

    Raadpleeg de Wet op het primair onderwijs

    Verschillende soorten scholen voor basisonderwijs

    In de wet op het primair onderwijs wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten scholen. In de eerste plaats is er de basisschool. Een basisschool is een school waar basisonderwijs wordt gegeven, met uitzondering van de speciale school voor basisonderwijs. Een speciale school voor basisonderwijs is een school waar basisonderwijs wordt gegeven aan kinderen, waarbij vaststaat dat een zodanige orthopedagogische en -didactische benadering raadzaam is dat deze kinderen gedurende enige tijd op een speciale school moeten worden opgevangen.

    Een openbare school is een school die door een of meer gemeenten is opgericht of een school die door bepaalde openbare rechtspersonen of stichtingen in stand wordt gehouden. Openbare scholen zijn voor alle leerlingen toegankelijk en vertrekken niet van een godsdienst of levensovertuiging. Een bijzondere school vertrekt wel vanuit een bepaalde godsdienst of overtuiging.

    In de Wet op het primair onderwijs is ook een bijzondere soort school benoemd: de school voor kinderen trekkende bevolking. Het gaat om speciale scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden. Hieronder vallen de ligplaatsscholen voor schipperskinderen en de rijdende scholen voor kinderen van circusmedewerkers en kermisexploitanten. Vroeger waren er ook nog woonwagencentrumscholen.

    Bekostiging van het basisonderwijs

    De Wet op het primair onderwijs besteedt veel aandacht aan de bekostiging van zowel het openbare als het bijzondere onderwijs. Per 1 januari 2023 is de bekostiging door de overheid gewijzigd. Hierdoor is de bekostiging van het basisonderwijs veel eenvoudiger geworden, heeft men de onbedoeld sturende werking aangepakt en is de voorspelbaarheid van de te ontvangen bekostiging toegenomen.

    Sinds 1 januari 2023 krijgen de scholen voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs een basisbedrag per leerling. Het schoolbestuur kan dit geld naar eigen inzicht besteden. Het volledige bedrag wordt ook meteen per kalenderjaar vastgesteld. De overheid betaalt zowel voor het openbaar als voor het bijzonder onderwijs, maar de school moet daarvoor wel voldoen aan bepaalde eisen.

    Zorgplicht en veiligheid op school

    De Wet op het primair onderwijs verplicht het bevoegd gezag om zorg te dragen voor de veiligheid op school. Het gaat daarbij niet alleen om de fysieke veiligheid van kinderen, maar ook om de sociale en de psychische veiligheid. Hierbij gaat ook aandacht uit naar het tegengaan van pesten. Zo moet er een persoon zijn belast met het coördineren van het beleid op het gebied van het tegengaan van pesten. Deze persoon moet ook fungeren als aanspreekpunt bij pesten.

    Kosten van leerlingenvervoer

    Wanneer een kind niet zelfstandig naar school kan, bijvoorbeeld door gedragsproblemen of een handicap, heeft het kind mogelijk recht op leerlingenvervoer. Dit is aan te vragen bij de gemeente. Het gaat om een draagkrachtafhankelijke bijdrage in de kosten van het leerlingenvervoer. De inkomensgrens wordt geïndexeerd volgens de methode die in de Wet op het primair onderwijs is opgenomen.

    Leerplichtwet

    In Nederland is er een leerplicht voor kinderen vanaf 5 jaar. Dit geldt ook voor kinderen met een andere nationaliteit. Reeds vanaf het kind 3 jaar is, is het mogelijk om het kind aan te melden voor de basisschool. Vanaf 4 jaar mag het kind naar de basisschool en vanaf 5 jaar moet het kind naar de basisschool. Ook is het mogelijk om een kind vanaf 3 jaar en 10 maanden te laten deelnemen aan (halve) wendagen op school. Deze wendagen duren niet langer dan vijf dagen en niet alle basisscholen bieden het aan.

    Raadpleeg de Leerplichtwet

    Geoorloofd schoolverzuim

    Niet elke soort verzuim is ongeoorloofd. Soms hebben kinderen een geldige reden waarom ze niet naar school kunnen, bijvoorbeeld bij een ziekte, schorsing, een huwelijk, een begrafenis of een religieuze feestdag. Er zijn wel voorwaarden verbonden aan het geoorloofd schoolverzuim. Indien er niet aan de voorwaarden is voldaan, is er sprake van ongeoorloofd schoolverzuim.

    Ongeoorloofd schoolverzuim en toezicht op leerplicht

    De leerplichtambtenaar houdt toezicht op de naleving van de Leerplichtwet. Elke gemeente heeft minstens een leerplichtambtenaar en scholen moeten ongeoorloofd verzuim melden. De leerplichtambtenaar zal in de eerste plaats ouders informeren en het achterliggende probleem onderzoeken. Verder zal de leerplichtambtenaar samen met de ouders en de school een oplossing zoeken.

    Als het verzuim blijft aanhouden en er onvoldoende inspanningen worden verricht om het verzuim aan te pakken, stelt de leerplichtambtenaar een proces-verbaal op. Ook als het kind niet is ingeschreven op een school zal er een proces-verbaal worden opgesteld. Dit kan resulteren in een geldboete voor de ouders en de verzorgers. Bij kinderen in de basisschool wordt de kinderbijslag niet stopgezet en wordt het kind niet zelf gestraft.

    Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

    De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is een hulpmiddel voor professionals om vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling te signaleren. Het is niet alleen bedoeld voor fysiek geweld, maar ook voor seksueel geweld, verwaarlozing en psychisch geweld. De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bestaat uit vijf stappen. Het gebruik van deze meldcode is niet alleen verplicht in het onderwijs, maar ook in onder meer de gezondheidszorg en de kinderopvang.

    1. Signalen in kaart brengen

      In de eerste plaats dient men signalen in kaart te brengen die een bepaalde zorg kunnen bevestigen of ontkrachten. Alle signalen worden objectief en feitelijk in kaart gebracht en opgenomen in het dossier. Indien nodig wordt een kindcheck uitgevoerd. Als er geen reden tot zorg is, wordt het proces gestopt en afgesloten. Dit wordt ook zo in het dossier genoteerd.

    2. Overleg plegen

      Indien nodig dient men te overleggen met een deskundige collega. Ook kan een forensisch arts worden geraadpleegd of kan men Veilig Thuis raadplegen. Bij onder meer huwelijksdwang of vrouwenbesnijdenis moet altijd direct contact worden opgenomen met Veilig Thuis.

    3. In gesprek gaan

      De zorgen worden besproken met de ouders of verzorgers en met het kind zelf. Alleen als de veiligheid van het kind of de eigen veiligheid hierdoor in het gedrang komt, kan worden beslist om geen gesprek te voeren.

    4. Afweging maken

      Op basis van het uitgevoerde onderzoek moet een inschatting worden gemaakt van de ernst van de situatie. Bij twijfel is advies aan te vragen bij Veilig Thuis. Bij een reële kans op schade moet hoe dan ook melding worden gemaakt.

    5. Beslissing nemen

      Wanneer het mogelijk is om het kind voldoende te beschermen, zal men de noodzakelijke hulp organiseren of bieden. Wanneer de situatie echter structureel onveilig is of acuut onveilig is, dient men melding te maken bij Veilig Thuis. Samen met Veilig Thuis wordt dan beslist welke hulp wordt georganiseerd.

    Uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens op de basisschool

    Voor elke leerling die de basisschool verlaat, wordt er een onderwijskundig rapport (OKR) opgesteld. Dit moet de overdracht aan de school voor voortgezet onderwijs eenvoudiger maken. In het Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens is opgenomen welke leer- en begeleidingsgegevens deel uitmaken van het OKR. Het gaat bijvoorbeeld om het schooladvies.

    Onderwijskundig rapport

    Dankzij het onderwijskundig rapport kunnen basisscholen ervoor zorgen dat de leerling na de overstap naar het juiste onderwijs een passende begeleiding krijgt. In de wet staat niet in detail wat in dit rapport moet staan, maar de wet bevat wel een aantal regels. In ieder geval dient het OKR het schooladvies te bevatten. Daarnaast bevat het rapport over het algemeen informatie over de werkhouding, de sociale ontwikkeling, de emotionele ontwikkeling, de resultaten, de vorderingen, de extra begeleiding die is gegeven, de uitslag van de eindtoets en een aantal administratieve gegevens.

    Regels voor het uitwisselen van gegevens

    In het Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens is opgenomen welke gegevens het OKR mag bevatten. Het OKR mag geen gegevens bevatten die niet in het Besluit zijn opgenomen. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met de AVG, omdat het OKR persoonsgegevens bevat. Op basis hiervan mag de school niet meer gegevens verzamelen en verwerken dan nodig is. Scholen mogen het rapport uitsluitend bij de overstap naar een andere school doorgeven en ouders hebben een inzage- en correctierecht. Ook zijn scholen verplicht om ouders actief over de inhoud van het OKR te informeren. Ouders hebben namelijk recht op informatie. Professionele indrukken kunnen niet worden gecorrigeerd, maar op verzoek worden de opmerkingen van de ouders wel aan het dossier toegevoegd.

    Regeling informatievoorziening WPO/WEC

    De nieuwe Regeling informatievoorziening WPO/WEC is op 1 augustus 2018 in werking getreden en verving de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC. Deze regeling bevat onder andere bepalingen met betrekking tot het gebruik van gegevens uit het basisonderwijs en het aanleveren van leerlinggegevens. Het beschrijft onder meer welke gegevens elektronisch aan de minister worden verstrekt.

    Regeling leerresultaten PO 2020

    De Regeling leerresultaten PO 2020 verplicht scholen om de behaalde leerresultaten aan DUO aan te leveren. DUO zal deze gegevens verwerken in het BRON-register (Basis Register Onderwijs). De inspectie ontvangt vervolgens geanonimiseerde gegevens en een geanonimiseerde schoolweging. Op basis van deze gegevens kan de inspectie de onderwijskwaliteit van een school beoordelen. Hierbij houdt men rekening met het percentage van de leerlingen dat het fundamenteel niveau en het streefniveau behaalt. Er wordt rekening gehouden met allerlei signaleringswaarden en correctiewaarden.

    In sommige gevallen is de schoolweging onbetrouwbaar, bijvoorbeeld als er het gaat om een kleine school met minder dan veertig leerlingen. De inspecteur kan tijdens het onderzoek op de school dan beslissen dat het onmogelijk is om een oordeel te geven over de leerresultaten. Tijdens de coronapandemie was het in ieder geval onmogelijk om de leerresultaten objectief te beoordelen. Daarom zijn de leerresultaten in het schooljaar 2021-2022 niet beoordeeld.

    Toetsbesluit PO

    Het Toetsbesluit PO is een besluit over de centrale eindtoets of andere eindtoetsen in het primair onderwijs. Daarnaast bevat het regels omtrent een leerling- en onderwijsvolgsysteem in het primair onderwijs. Ook regels over het toelaten van leerlingen tot het voortgezet onderwijs zijn opgenomen in het Toetsbesluit PO. Wat de beoordeling van de daarbij horende scores van de centrale eindtoets betreft, verwijzen we naar de Regeling beoordelingsnormen en de bijbehorende scores centrale eindtoets PO.

    Centrale eindtoets en andere eindtoetsen

    Het bevoegd gezag dient bij de leerlingen in het achtste schooljaar een (centrale) eindtoets af te nemen. Welke eindtoets wordt afgenomen, is door het bevoegde gezag te bepalen. De eindtoets moet meten welk eindniveau de leerling behaalt. Bij elke eindtoets wordt een toetsreglement vastgesteld. De centrale eindtoets toetst de onderdelen lezen, taalverzorging, schrijven en rekenen. Scholen kunnen ook wereldoriëntatie in de toets meenemen. Voor leerlingen die ondersteuning nodig hebben, zijn er speciale versies van de centrale eindtoets.

    Meer informatie over overhoring, toetsing en examens

    Veelgestelde vragen over het primair onderwijs in Nederland

    Het basisonderwijs is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse opvoeding en vormt de basis voor de verdere ontwikkeling en opleiding. Daarom heeft het onderwijsrecht hier veel aandacht voor. In deze FAQ beantwoorden we veelgestelde vragen over het basisonderwijs in Nederland.

    Wat kost het basisonderwijs voor mijn kind?

    Ouders dienen geen lesgeld te betalen voor de basisschool. De school kan louter een vrijwillige ouderbijdrage vragen voor extra activiteiten. Deze ouderbijdrage is altijd vrijwillig en het bedrag hiervan kan per school verschillen. Als de ouders de bijdrage niet betalen, mag de school het kind niet weigeren bij de extra activiteiten. Voor opvang (buitenschoolse opvang en tussenschoolse opvang) kan men extra kosten in rekening brengen. Een deel hiervan kan je mogelijk wel terugkrijgen via de kinderopvangtoeslag.

    Vanaf wanneer mag mijn kind naar de basisschool?

    Kinderen mogen vanaf 4 jaar naar de basisschool. Sommige scholen bieden ook wendagen aan voor kinderen van 3 jaar en 10 maanden. Niet alle basisscholen bieden dergelijke wendagen aan.

    Wat is het verschil tussen openbare scholen en bijzondere scholen?

    Openbare scholen zijn scholen die zich houden aan de landelijke onderwijsrichtlijnen en die openstaan voor iedere leerling. Het onderwijs gaat daarbij niet uit van een bepaalde religie of levensovertuiging. Bijzondere scholen zijn scholen die lesgeven vanuit een levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuiging, bijvoorbeeld reformatorische scholen. Ook aan bijzondere scholen worden eisen gesteld.

    Hoe ziet een schoolweek eruit in het basisonderwijs?

    Basisscholen kunnen zelf kiezen hoe ze de indeling van de schooldag vormgeven. De eerste vier schooljaren (onderbouw) dient het kind minstens 3.520 lesuren te krijgen. De laatste vier schooljaren (bovenbouw) omvatten ten minste 3.760 lesuren. Over 8 schooljaren dient men ten minste 7.520 lesuren te geven. Dit wil zeggen dat er 240 uur vrije ruimte is die men vrij mag verdelen over de boven- en de onderbouw. Hoewel scholen veel vrijheid hebben, bijvoorbeeld een vrije woensdagmiddag is helemaal niet verplicht, zijn er vaak grote gelijkenissen tussen de schoolweek op verschillende scholen. Een schoolweek bestaat over het algemeen uit ongeveer 25 tot 30 lesuren, verspreid over 5 dagen. Er zijn ook pauzes en tussendoortjes. Basisscholen mogen ook zeven keer per jaar een vierdaagse schoolweek inroosteren. Voor leerlingen uit groep 1 en 2 van de basisschool is een vijfdaagse schoolweek niet verplicht.

    Is het basisschooladvies bindend?

    Ja, het basisschooladvies is leidend en bindend. Het bepaalt met andere woorden op welk niveau het kind terechtkan. Ouders die het niet eens zijn met het schooladvies kunnen vragen om dit advies bij te stellen. Daarvoor moeten de ouders wel met goede argumenten komen.