Foutaansprakelijkheid
Foutaansprakelijkheid is een fundamenteel leerstuk binnen het civiele aansprakelijkheidsrecht en vormt de juridische grondslag voor het verhalen van schade die ontstaat door een verwijtbare gedraging. Het uitgangspunt is dat wie door een eigen fout schade veroorzaakt bij een ander, verplicht is om deze schade te vergoeden. Dit principe weerspiegelt een diepgeworteld maatschappelijk normbesef: ieder draagt verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen of nalaten. Foutaansprakelijkheid speelt een rol in tal van situaties, gaande van verkeersongevallen tot medische fouten. De juridische beoordeling vereist steeds een toets aan verschillende criteria die verder worden toegelicht.
Op deze pagina over de foutaansprakelijkheid

Wat is foutaansprakelijkheid?
Foutaansprakelijkheid is een vorm van civiele aansprakelijkheid waarbij iemand gehouden is de schade te vergoeden die het gevolg is van een eigen fout of van een fout waarvoor hij juridisch verantwoordelijk wordt gehouden. Het uitgangspunt van deze aansprakelijkheidsgrond is dat ieder lid van de samenleving geacht wordt zich te gedragen als een normaal voorzichtig en vooruitziend persoon. Wanneer iemand die gedragsnorm schendt en daardoor schade veroorzaakt, ontstaat er een verplichting tot het betalen van een schadevergoeding. De foutaansprakelijkheid is dus gestoeld op het idee dat wie door eigen toedoen een ander benadeelt, gehouden is die schade te herstellen. Potje breken, potje betalen, zegt men soms ook wel. Deze aansprakelijkheid kan zowel voortkomen uit onrechtmatige daden als uit contractuele wanprestaties. Het gemeenschappelijke kenmerk is steeds het verwijtbare karakter van het handelen of het nalaten.
Geschiedenis van de foutaansprakelijkheid
De foutaansprakelijkheid kent een lange ontwikkeling die teruggaat tot het Romeinse recht, waar reeds het beginsel gold dat wie schade veroorzaakt, in bepaalde gevallen gehouden is die te vergoeden. In de middeleeuwen werd deze gedachte verder uitgewerkt binnen het canonieke recht en de scholastieke rechtsleer, waarin de nadruk lag op morele schuld en persoonlijke verantwoordelijkheid. Met de opkomst van het modern privaatrecht in de negentiende eeuw, met name onder invloed van het Franse Code Civil, kreeg foutaansprakelijkheid haar klassieke vorm: schadevergoeding gebaseerd op een onrechtmatige daad, schuld en causaal verband.
In Nederland is deze benadering ondertussen verankerd in het Burgerlijk Wetboek. De afgelopen decennia is de klassieke foutaansprakelijkheid verder genuanceerd en uitgebreid, onder meer door de introductie van risicoaansprakelijkheden en de erkenning van bijzondere situaties zoals groepsaansprakelijkheid en aansprakelijkheid voor niet-natuurlijke personen. Toch blijft de foutaansprakelijkheid een fundamentele pijler binnen het aansprakelijkheidsrecht, waarin het persoonlijk verwijt centraal staat.
Juridische grondslag van de foutaansprakelijkheid
De juridische grondslag van de foutaansprakelijkheid is te vinden in het Burgerlijk Wetboek, met name in Boek 6. De kernbepaling is artikel 6:162 BW, waarin de vereisten voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad worden weergegeven. Daarnaast zijn er verschillende andere bepalingen die nadere invulling geven aan specifieke vormen van foutaansprakelijkheid of bijzondere situaties waarin aansprakelijkheid kan ontstaan. Deze artikelen vormen samen het fundament van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht. De belangrijkste wetsartikelen met betrekking tot de foutaansprakelijkheid zijn hieronder weergegeven.
Artikel 6:162 BW: bepaalt wanneer sprake is van een onrechtmatige daad en wat daarvoor de vereisten zijn.
Artikel 6:163 BW: stelt dat er alleen schadevergoeding verschuldigd is als de geschonden norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals die is geleden.
Artikel 6:164 BW: regelt dat kinderen onder de veertien jaar niet aansprakelijk zijn voor hun onrechtmatige daden.
Artikel 6:165 BW: bepaalt dat ook gedragingen die zijn verricht onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming (bv. blindheid of doofheid) toch kunnen leiden tot aansprakelijkheid.
Artikel 6:166 BW: bevat de regeling voor groepsaansprakelijkheid bij gezamenlijk onrechtmatig handelen.
Artikel 6:167 BW: biedt de mogelijkheid tot het geven van een verklaring voor recht (bijvoorbeeld een rectificatie na een onjuist artikel in de krant) in plaats van de betaling van een schadevergoeding.
Artikel 6:101 BW: regelt de verdeling van schade bij eigen schuld van het slachtoffer.
Artikel 6:98 BW: bevat de norm voor het causaal verband en bepaalt welke schade in aanmerking komt voor vergoeding.
Voorwaarden voor foutaansprakelijkheid
Foutaansprakelijkheid rust op een aantal constitutieve bestanddelen: een onrechtmatige daad, toerekenbaarheid en schade. Eerst moet vastgesteld worden dat het gedrag in strijd is met een rechtsplicht of een maatschappelijke norm. Vervolgens moet dit gedrag aan de dader kunnen worden toegerekend, hetzij op grond van schuld, hetzij op grond van verkeersopvattingen of de wet. Daarnaast moet er daadwerkelijk schade zijn geleden door de benadeelde partij. Tot slot is vereist dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige gedraging en de geleden schade. Pas wanneer aan al deze voorwaarden is voldaan, ontstaat er een verplichting tot de betaling van een schadevergoeding.
Onrechtmatige daad
Een eerste voorwaarde voor foutaansprakelijkheid is dat er sprake moet zijn van een onrechtmatige daad. Een gedraging is onrechtmatig wanneer zij in strijd is met een wettelijke plicht, een inbreuk maakt op een subjectief recht van een ander (zoals het eigendomsrecht of het recht op lichamelijke integriteit) of wanneer zij in strijd is met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Met name deze laatste categorie vergt een nadere afweging tussen het risico dat de gedraging met zich meebrengt en de mate van zorgvuldigheid die van de handelende persoon mag worden verwacht.
In dit kader heeft de Hoge Raad in het zogenoemde Kelderluikarrest een aantal gezichtspunten geformuleerd die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid. Het betreft de kans dat onvoorzichtig gedrag van anderen schade veroorzaakt, de ernst van de mogelijke gevolgen, de mate van bezwaarlijkheid van voorzorgsmaatregelen en de mate van waarschijnlijkheid dat dergelijke onvoorzichtigheid zich zal voordoen. Deze zogenoemde Kelderluikfactoren helpen bij het wegen van de omstandigheden van het geval en bepalen of het nalaten van bepaalde voorzorgsmaatregelen in een concreet geval al dan niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Onder meer bij het vaststellen van de aansprakelijkheid bij beroepsziekten spelen deze factoren een belangrijke rol.
Toerekenbaarheid
Naast onrechtmatigheid is voor foutaansprakelijkheid ook vereist dat de daad aan de dader kan worden toegerekend. Toerekening kan plaatsvinden op verschillende gronden. In de eerste plaats is er toerekening op grond van schuld: men moet het onrechtmatig handelen of nalaten kunnen begrijpen en vermijden. Hierbij spelen factoren als de kenbaarheid van het risico, de stand van de wetenschap en techniek op het moment van het handelen, de kenbaarheid van het recht en de vermijdbaarheid van de fout een rol. Ook kan toerekening plaatsvinden op grond van de verkeersopvattingen. Dit is het geval wanneer de maatschappelijke normen meebrengen dat een bepaalde gedraging voor iemands rekening komt, zelfs zonder schuld.
Daarnaast kan toerekening berusten op een wettelijke bepaling, zoals bij aansprakelijkheid voor kinderen of vertegenwoordigde personen. Bijzondere aandacht verdienen geestelijke of lichamelijke tekortkomingen: in beginsel sluiten die toerekening niet uit, tenzij zij zo ernstig zijn dat van schuld of toerekening volgens verkeersopvattingen geen sprake meer kan zijn. Voor jeugdigen geldt dat ook zij in principe aansprakelijk kunnen zijn, maar de rechter zal daarbij wel rekening houden met hun leeftijd en ontwikkelingsniveau bij het beoordelen van de toerekenbaarheid.
Schade
Voor het ontstaan van foutaansprakelijkheid is het bestaan van schade een essentiële voorwaarde. Zonder schade is er ook geen verplichting tot het betalen van een schadevergoeding. Eenvoudig gezegd: het potje moet ook echt gebroken zijn opdat men zou moeten betalen. Dat het potje louter gevallen is, volstaat met andere woorden niet. Schade kan echter uiteenlopende vormen aannemen. Het wordt juridisch onderscheiden in vermogensschade en ander nadeel, ook wel immateriële schade genoemd. Vermogensschade betreft alle nadelige financiële gevolgen van de onrechtmatige daad, zoals geleden verlies, gederfde winst, kosten ter voorkoming of beperking van schade en kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid. Immateriële schade betreft aantasting in de persoon, bijvoorbeeld pijn, verdriet of aantasting van de eer of goede naam. Dit wordt ook wel smartengeld genoemd. De vermogensschade is doorgaans eenvoudiger vast te stellen. Het bestaan én de omvang van de schade moet in ieder geval voldoende aannemelijk worden gemaakt door degene die zich op de foutaansprakelijkheid beroept.
Causaal verband
Het causale verband vormt de schakel tussen de onrechtmatige daad en de schade: de schade moet het gevolg zijn van de onrechtmatige gedraging. Dit verband wordt beoordeeld aan de hand van de zogenoemde conditio sine qua non-maatstaf, wat inhoudt dat de schade zonder de fout niet zou zijn ontstaan. In het civiele recht wordt dit criterium echter aangevuld met een normatieve toets, waarbij wordt beoordeeld of de schade in redelijkheid aan de dader kan worden toegerekend. Daarbij speelt onder meer een rol of de schade binnen de lijn der verwachting lag en of er sprake is van interveniërende factoren die het causaal verband kunnen doorbreken. In gevallen van complexe causaliteit, zoals bij medische fouten of milieuschade, hanteert de rechter soms een verzwaarde motiveringsplicht of een omkering van de bewijslast om het bewijsrechtelijk nadeel van het slachtoffer te compenseren. Het bestaan van causaal verband is dus niet louter een feitelijke, maar ook een juridische beoordeling en dat heeft soms verregaande implicaties.
Grenzen aan de foutaansprakelijkheid
De foutaansprakelijkheid kent haar grenzen en een belangrijk begrenzend concept is dat van overmacht. Overmacht doet zich voor wanneer een persoon weliswaar een onrechtmatige daad begaat, maar hem geen verwijt treft, omdat hij buiten zijn macht is gesteld om anders te handelen. Er is dan sprake van een situatie waarin het handelen of nalaten objectief onvermijdelijk was, zelfs bij inachtneming van de vereiste zorgvuldigheid. Denk bijvoorbeeld aan een verkeersongeval dat wordt veroorzaakt doordat de bestuurder plotseling onwel wordt zonder dat dit te voorzien was. De bestuurder kan dan wel schade hebben gemaakt, maar zal hier niet zomaar voor aansprakelijk zijn.
Ook voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid is dit het geval. In zulke gevallen ontbreekt in feite de toerekenbaarheid, waardoor geen sprake kan zijn van foutaansprakelijkheid (zie eerder). Overmacht wordt echter heel strikt uitgelegd: alleen uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot uitsluiting van aansprakelijkheid op deze grond. Bij contractuele aansprakelijkheid kunnen de algemene voorwaarden de uitlegging van overmacht wijzigen, maar bij de klassieke aansprakelijkheid buiten dergelijke verbintenissen om is dit niet het geval.
Verschil met andere vormen van aansprakelijkheid
Foutaansprakelijkheid onderscheidt zich van contractuele aansprakelijkheid doordat het is gebaseerd op het schenden van algemene zorgvuldigheidsnormen, terwijl contractuele aansprakelijkheid voortvloeit uit de niet-nakoming van een specifieke contractuele verplichting. Bij risicoaansprakelijkheid daarentegen speelt verwijtbaarheid geen rol: men is aansprakelijk op grond van een bijzondere hoedanigheid of positie, zoals die van ouder, werkgever of bezitter van een dier of zaak. Waar bij foutaansprakelijkheid en contractuele aansprakelijkheid doorgaans schuld of toerekenbaarheid vereist is, draait risicoaansprakelijkheid juist om het dragen van een maatschappelijk risico, ongeacht het al dan niet aanwezig zijn van schuld. Deze drie aansprakelijkheidsvormen kennen dan ook elk hun eigen toepassingsgebied, juridische grondslag en vereisten.
Kenmerk | Foutaansprakelijkheid | Contractuele aansprakelijkheid | Risicoaansprakelijkheid |
---|---|---|---|
Grondslag | Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) | Wanprestatie (art. 6:74 BW) | Bijzondere wettelijke bepalingen |
Verwijtbaarheid vereist | Ja | Ja | Nee |
Relatie tussen partijen | Geen contractuele relatie nodig | Gebaseerd op contractuele verhouding | Geen contractuele relatie vereist |
Toerekening vereist | Ja, op basis van schuld of verkeersopvattingen | Ja, op basis van schuld of risicoverdeling in het contract | Nee, aansprakelijkheid volgt uit wet of hoedanigheid |
Voorbeelden | Agressieve man slaat buurman met een pan | Levering van gebrekkig product | Ouder is aansprakelijk voor kind onder 14 jaar |
Bewijslast | Slachtoffer moet fout en schade aantonen | Slachtoffer moet tekortkoming en schade aantonen | Alleen schade en hoedanigheid moeten worden aangetoond |
Toepassingen van foutaansprakelijkheid
Foutaansprakelijkheid kan zich in uiteenlopende situaties voordoen en neemt in de praktijk vele vormen aan. Het gemeenschappelijke kenmerk is steeds dat er sprake is van schade die het gevolg is van een verwijtbare gedraging die als onrechtmatig wordt aangemerkt (zie eerder). Toch verschilt de context waarin die fout zich voordoet sterk: op de weg gelden andere normen dan in een ziekenhuis en van een ouder of leerkracht wordt iets anders verwacht dan van een journalist of ambtenaar. De toepassing van de algemene regels van foutaansprakelijkheid wordt dan ook steeds aangepast aan de omstandigheden van het geval, de maatschappelijke positie van de betrokkene en de aard van de handeling. Dit maakt het aansprakelijkheidsrecht tot een dynamisch en genuanceerd rechtsgebied waarin algemene beginselen worden geconcretiseerd in specifieke contexten.
Foutaansprakelijkheid in het verkeer
In het verkeer geldt een verhoogde zorgplicht: weggebruikers dienen zich zodanig te gedragen dat gevaar wordt vermeden. Wie een verkeersfout maakt, bijvoorbeeld door een rood licht rijden of onvoldoende afstand houden, kan aansprakelijk worden gesteld voor de schade die daardoor ontstaat. Voor gemotoriseerde voertuigen geldt bovendien een strenge aansprakelijkheidsregeling ten aanzien van kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals voetgangers en fietsers. De foutaansprakelijkheid wordt in deze context vaak gecombineerd met risicoaansprakelijkheid. Beide vormen van aansprakelijkheid staan dan ook niet los van elkaar, maar zullen elkaar in de praktijk veelal overlappen.
Alles over de aansprakelijkheid in het verkeer
Foutaansprakelijkheid op het werk
Werkgevers kunnen aansprakelijk zijn voor fouten van hun werknemers die plaatsvinden tijdens de uitoefening van de werkzaamheden (art. 6:170 BW). Daarnaast hebben werkgevers een zorgplicht om een veilige werkomgeving te waarborgen. Als een werknemer schade lijdt door een fout van een collega of door gebrekkige veiligheidsmaatregelen, kan de werkgever daarvoor aansprakelijk worden gesteld, tenzij hij aantoont dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Als de werkgever niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan, heeft hij een fout begaan en is hij aansprakelijk.
Alles over de aansprakelijkheid op het werk
Foutaansprakelijkheid bij een medische fout
In de medische context geldt een hoge norm voor professioneel handelen. Een arts die afwijkt van de professionele standaard of die een fout maakt bij de behandeling, kan aansprakelijk zijn voor de schade die de patiënt lijdt. Het gaat dan vaak om complexe zaken waarin moet worden aangetoond dat sprake is van een verwijtbare fout en dat die fout tot de schade heeft geleid. Bewijsproblemen en medisch-inhoudelijke causaliteit maken dit soort zaken juridisch uitdagend. Daarom wordt vaak ingezet op buitengerechtelijke regelingen, zoals schikkingen of het voorleggen van de zaak aan een geschillencommissie.

Foutaansprakelijkheid bij kinderen
Kinderen kunnen onder bepaalde voorwaarden zelf aansprakelijk worden gesteld voor onrechtmatige daden. Kinderen onder de 14 jaar zijn in beginsel echter niet zelf aansprakelijk (art. 6:164 BW). Hun ouders zijn dat wel op grond van art. 6:169 BW, maar dit is een vorm van risicoaansprakelijkheid. Waar de foutaansprakelijkheid stopt, begint dus de risicoaansprakelijkheid. Kinderen tussen 14 en 16 kunnen dan weer zowel zelf (foutaansprakelijkheid) als via hun ouders (risicoaansprakelijkheid) aansprakelijk worden gehouden. De rechter houdt bij de beoordeling van de fout rekening met de leeftijd, het inzicht en de ontwikkeling van het kind.
Alles over de aansprakelijkheid van en voor kinderen
Foutaansprakelijkheid bij onrechtmatige publicaties
Journalisten, media en particulieren kunnen aansprakelijk zijn voor schade als gevolg van onrechtmatige publicaties. Er kan dan sprake zijn van laster, smaad of schending van de persoonlijke levenssfeer. In deze context speelt de botsing tussen vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van eer en goede naam anderzijds. De rechter maakt een belangenafweging waarbij onder meer de ernst van de beschuldiging, de waarheidsgrond en de maatschappelijke relevantie een rol spelen. De rechter kan een schadevergoeding opleggen, maar kan de partij die de fout heeft gemaakt ook tot een rectificatie verplichten.

Foutaansprakelijkheid van overheidsinstanties
Overheidsaansprakelijkheid ontstaat wanneer een bestuursorgaan door onrechtmatig handelen schade veroorzaakt. Dit kan zowel het gevolg zijn van feitelijk handelen (zoals nalatigheid bij toezicht in een gevangenis) als van onrechtmatige besluiten. De lat voor deze vorm van aansprakelijkheid ligt hoog: de burger moet aantonen dat de overheid de wet heeft geschonden én dat deze schending hem daadwerkelijk schade heeft berokkend. De bijzondere positie van de overheid vereist nu eenmaal een terughoudende benadering van de rechter, maar desondanks kan de overheid wel degelijk worden gedwongen om een schadevergoeding te betalen.
Alles over de aansprakelijkheid bij onrechtmatige overheidsdaad
Foutaansprakelijkheid bij gebrekkig toezicht of nalatigheid
Wanneer iemand schade lijdt doordat een ander heeft nagelaten om voldoende toezicht te houden of tijdig in te grijpen, kan sprake zijn van foutaansprakelijkheid wegens nalatigheid. Denk aan een toezichthouder die een gevaarlijke situatie niet opmerkt of een verhuurder die nalaat een bekend gebrek aan een woning te herstellen. Ook het niet naleven van zorgplichten of waarschuwingstaken kan tot aansprakelijkheid leiden als daardoor schade ontstaat die voorzienbaar en vermijdbaar was.

Foutaansprakelijkheid in het onderwijs
Onderwijzers en onderwijsinstellingen hebben een bijzondere zorgplicht ten aanzien van hun leerlingen. Wanneer een leerling schade lijdt als gevolg van een tekortschietend toezicht of onveilige situatie op school, kan de school daarvoor aansprakelijk worden gesteld. Dit geldt ook voor gedragingen van medeleerlingen, indien de school onvoldoende heeft gedaan om escalatie te voorkomen. De mate van toezicht moet worden afgestemd op de leeftijd en het gedrag van de leerlingen. Bij jonge kinderen mag men meer toezicht verwachten dan bij zeventienjarigen.
Alles over de aansprakelijkheid in het onderwijs
Foutaansprakelijkheid en de wegbeheerder
Wegbeheerders, zoals gemeenten, provincies of de Rijkswaterstaat, hebben een wettelijke plicht om wegen in goede staat te houden en te zorgen voor de veiligheid van weggebruikers. Wanneer schade ontstaat doordat een weg gebrekkig is onderhouden of onvoldoende is beveiligd, bijvoorbeeld bij slecht zichtbare obstakels, verzakkingen of ontbrekende waarschuwingsborden, kan de wegbeheerder aansprakelijk worden gesteld op grond van foutaansprakelijkheid. De beoordeling richt zich op de vraag of de weg voldeed aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mochten worden gesteld. Daarbij speelt ook de vraag of het gebrek tijdig ontdekt had kunnen worden en of er voldoende maatregelen zijn genomen om het risico te beperken.
Alles over de aansprakelijkheid van de wegbeheerder
Foutaansprakelijkheid en schadevergoeding
Wanneer aan de vereisten van foutaansprakelijkheid is voldaan, ontstaat voor de aansprakelijke partij een verplichting tot het betalen van een schadevergoeding. Deze schadevergoeding is erop gericht om de benadeelde zoveel mogelijk in de situatie te brengen waarin hij zou hebben verkeerd indien de onrechtmatige daad niet had plaatsgevonden. De omvang van de schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van verschillende schadeposten, die onderverdeeld worden in vermogensschade en immateriële schade.
Vermogensschade omvat onder meer geleden verlies (zoals beschadigde goederen), gederfde winst, gemaakte kosten ter voorkoming of beperking van schade en kosten die zijn gemaakt om de aansprakelijkheid of de schadeomvang vast te stellen. Immateriële schade betreft aantasting in de persoon (zoals pijn, verdriet of aantasting van eer en goede naam) en wordt gecompenseerd door de toekenning van smartengeld.
De rechter beoordeelt de redelijkheid van de gevorderde vergoeding op basis van de omstandigheden van het geval. Daarnaast kan de schadevergoeding worden verminderd indien sprake is van eigen schuld van het slachtoffer (art. 6:101 BW). Bij de begroting van de schade wordt ook gekeken naar de mate van voorzienbaarheid, de causaliteit en eventuele verplichtingen tot schadebeperking. Het uitgangspunt blijft steeds het volledig vergoeden van de schade die aan de fout kan worden toegerekend.
Verzekering voor foutaansprakelijkheid
Om de financiële risico’s van foutaansprakelijkheid te beperken, bestaan er diverse verzekeringen die dekking bieden voor de schade die voortvloeit uit een onrechtmatige daad. Voor particulieren is de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) de meest voorkomende. Deze aansprakelijkheidsverzekering dekt schade aan derden die veroorzaakt is door de verzekerde of zijn/haar gezinsleden, waaronder ook kinderen en huisdieren vallen.
Voor bedrijven en zelfstandigen bestaat de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB), een aansprakelijkheidsverzekering die dekking biedt voor schade aan personen of zaken veroorzaakt tijdens de bedrijfsuitoefening. In specifieke beroepsgroepen, zoals bij artsen, advocaten, accountants of architecten, is een beroepsaansprakelijkheidsverzekering nuttig. Daarnaast kan een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering worden afgesloten door bestuurders van rechtspersonen om persoonlijke aansprakelijkheid voor bestuursfouten af te dekken. Al deze verzekeringen hebben diverse uitsluitingen, dekkingslimieten en extra voorwaarden. Het is dan ook belangrijk om goed de polisvoorwaarden door te nemen.
Veelgestelde vragen over de foutaansprakelijkheid
Hoewel foutaansprakelijkheid iets is wat veel mensen als natuurlijk aanvoelen – er is een soort van morele verplichting om gemaakte schade te vergoeden –, roept het juridische concept in de praktijk vaak vragen op. Wie is er precies aansprakelijk? Wat als er meerdere daders zijn? In deze FAQ over foutaansprakelijkheid beantwoorden we een aantal aanvullende vragen die verder ingaan op het begrip foutaansprakelijkheid, met praktische en juridisch onderbouwde antwoorden.
Is foutaansprakelijkheid een vorm van wettelijke aansprakelijkheid?
Ja, foutaansprakelijkheid is een vorm van wettelijke aansprakelijkheid. Het is gebaseerd op artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de onrechtmatige daad is geregeld. Dit artikel geeft de juridische grondslag voor de verplichting tot het betalen van een schadevergoeding bij foutief handelen, ook als er geen contractuele relatie bestaat tussen de partijen.
Wat gebeurt er als meerdere personen samen een fout maken?
Als meerdere personen gezamenlijk een onrechtmatige daad begaan, kunnen zij hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:166 BW. Het deelnemen aan de groep kan op zich al een fout uitmaken en aansprakelijkheid inluiden.
Speelt de intentie van de dader een rol bij foutaansprakelijkheid?
De intentie is niet doorslaggevend voor foutaansprakelijkheid. Het gaat erom of de gedraging verwijtbaar is en onrechtmatig volgens objectieve maatstaven. Zowel opzettelijk als onbedoeld nalatig gedrag kan leiden tot aansprakelijkheid, zolang aan de voorwaarden is voldaan. Wel kan opzet leiden tot zwaardere gevolgen, bijvoorbeeld bij strafrechtelijke vervolging.
Is er een verjaringstermijn voor het instellen van een vordering op grond van foutaansprakelijkheid?
Ja, een vordering uit onrechtmatige daad verjaart in beginsel vijf jaar na de dag waarop de benadeelde zowel met de schade als met de aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval twintig jaar na de gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt.
Kan foutaansprakelijkheid ook ontstaan bij nalaten in plaats van handelen?
Zeker. Ook een nalaten kan onrechtmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer iemand verzuimt te waarschuwen voor een bekend gevaar of een verplichting tot toezicht niet naleeft. De vraag is of het nalaten in strijd is met een zorgvuldigheidsnorm die in de gegeven omstandigheden geldt.
Kan foutaansprakelijkheid uitgesloten worden met een contract?
In sommige gevallen wel. Partijen kunnen in een overeenkomst een exoneratieclausule opnemen waarin aansprakelijkheid wordt uitgesloten of beperkt. Toch zijn er grenzen: bij opzet of bewuste roekeloosheid is uitsluiting van aansprakelijkheid in principe niet rechtsgeldig. Ook consumentenbescherming kan beperkingen stellen aan dergelijke clausules.
Is foutaansprakelijkheid ook van toepassing op dieren of machines?
Niet rechtstreeks. Dieren of machines zijn geen rechtssubjecten en kunnen dus niet zelf aansprakelijk zijn. Wel kan de bezitter of gebruiker van een dier of machine foutaansprakelijk zijn als hij nalatig is geweest in het gebruik of toezicht, naast of in plaats van risicoaansprakelijkheid.
Hoe verhoudt foutaansprakelijkheid zich tot strafrechtelijke aansprakelijkheid?
Foutaansprakelijkheid is civielrechtelijk en gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding, terwijl strafrechtelijke aansprakelijkheid ziet op het bestraffen van strafbare feiten. Beide kunnen naast elkaar bestaan. Iemand kan dus strafrechtelijk worden veroordeeld én civiel aansprakelijk zijn voor dezelfde gedraging, bijvoorbeeld bij mishandeling of vernieling. Beide zaken kunnen ook samen worden behandeld of een strafvonnis kan worden gebruikt om een civiele procedure kracht bij te zetten.